Heemkring Falla-Meirs
Op 9 maart 1859 toen bouwaannemer Mathieu Willems met zijn werklui Servaas Tilkin en zijn neef Tilkin, Antoon Jans uit Bolder, Willem Jehaes en handlanger Jan Jacobs aan de werkzaamheden bezig waren en pastoor P.C. Lowet toekeek, werden achtereenvolgens twee "schatten" ontdekt. Om zo trouw mogelijk dit spectaculair gebeuren weer te geven,
raadplegen wij een verslag van de zitting van de kerkraad van 27 maart 1859 te Val-Meer.
Wij geven hieruit passages, haast letterlijk, om de typische sfeer van het uitgebreide verslag van de pastoor en de gedetailleerde randbemerkingen weer te geven.
Gouden dukaat 1759
"Zitting van het bureel der kerkmeesters van het kerkfabriek van Fall en Mheer op den 27 Meert 1859.
Waren tegenwoordig M.Kerkhofs voorzitter, P. Bouveroux, P. Beusen en P.C. Lowet (pastoor).
Het bureel is vergaderd om kennis te geven aan de geestelijke en burgerlijke overheid van geld gevonden in het huis der winning door dit gesticht gekocht in mei 1858, heeft goed gevonden een korte beschrijving ervan aen gezegde overheden te zenden.
Om ons van de waerheid te verzekeren hebben wij alle de werklieden die er tegenwoordig waren bijeengeroepen, welke ook gekomen zijn en na hen verscheidene malen ondervraagd te hebben hebben zij het volgende gedeclareerd:
Den 9den Meert 1859 omtrent 20 à 15 minuten voor twalf uren, heeft men bezig zijnde met het afbreken eener schouw, geplaatst in het midden van het huis, tussen de keuken en de groote kamer, wanneer men het afbreken gekomen was tot omtrent den zolder der gezegde kamer en keuken eene menigte stukken stof, viezigheid, leemen wand en houd van den zolder van gezegde kamer afgeworpen, welke brokkelingen kwamen vallen in de hartstede der keuken, waer er reeds eenen hoop lag van hetgeen afgeworpen was van het hogere gedeelte van de chouw,want men bewaerde alleen de savelsteenen die geheel waren en dewelke konden dienen tot het metzelen van dit huis, hetwelk in verbouwing is. Tusschen het midden der afgeworpen stoffen is er een stuk houd zijnde eenen appelboomtak van omtrend 31 centimeters lengte op 15 dikte uitgehoold, van beide kanten afgezaagd en toegenageld met eene plank van beide kanten in des zelfs holte ingepast en ingenageld door de schouw gevallen; die tak is oud van geel rood kleur bijna gelijk den leem die er op hong en gedeeltelijk van de worm beschadigd.Dit stuk houd trof met te vallen de vorigste geerd van het vuurijzer…"
Dubbele souverein 1749, Oostenrijkse Nederlanden
"Dit houd gedeeltelijk brekende gaf eenen klank van gebroken glas. De pastoor die met het gezig naer de schouw werkte riep uit: men breek de venster en ziet tegelijk stukken goud en zilver rollen op den hoop stoffen. Willem Jehaes sprong dan ook bij Willems roepende luidop, 't is geld Mr. Pastoor…. Jan Jacobs, oberknecht was ook kortbij…
De pastoor heeft zijne zakdoek genomen en hetgeen in het houd was ingeschud…
Alles opgeraept zijnde heeft men ook gezegd datzij altemael iets moesten hebben, toen heeft de pastoor, als er niets meer te vinden was, hun ieder twee fransche kroonen gegeven …
M. Willem, W. Jehaes en Servaes Tilkin oom zijn den zael ingekomen met een half steenen snel ter snel ter groote van een gewoon bierglas, gestopt met eenen houten stop welke de pastoor afgenomen hebbende en vijf pakskens goud in stukken papier gewonden uitgehaald heeft…
De drei mannen dus vertrokken zijn de Pastoor en P. Bouveroux voortgegaen in de scheiding der speciën. Later is M. Kerkhofs president ingekomen en zij hebben hem hun zaak verteld…
De president M. Kerkhofs is nog een weinig gebleven en daer hij den volgende dag naar Tongeren ging, heeft hij een stuk van ieder soort medegenomen om er de waerde van te weten, hij is met al de zilversmeden geweest en heeft den uitesten prijs zien te bekomen, waerdoor blijkt dat de beide schatten, want de halve snel is aen den anderen kant, te weten naer de zijde der keuken en namiddag gevonden, beloopen ter som 3.000 franken min of meer…"
Er was goud- zilver- en ook kopergeld. Gouden dukaten, Spaanse en Franse kronen, Duitse en Oostenrijkse schillingen, stuivers en halfstuivers en vijf pakjes met tientallen goudstukken .… De meest recente munten dateerden van 1760.
Na deze vondsten volgen er verhitte discussies in Val-Meer aangaande de rechtmatige inbezitneming van deze schatten.
Pastoor Lowet en sommige leden van zijn instelling vonden het normaal dat zij bezitter werden daar het verbouwde goed door de kerkfabriek was aangekocht.
Zilveren schilling 1752 , Oostenrijkse Nederlanden
Het kamp van de Bouverouxs was overtuigd dat deze waarden spaargelden waren van de vorige eigenaars. De belangenverdediging Bouveroux bestond uit:
- Gemeentesecretaris Paul Bouveroux (gehuwd met Ida Botty), die enkele jaren vroeger in '52 en '53 drie jongens van resp. 18, 14 en 12 jaar op 4 maanden tijd, ten gevolge van een besmettelijke ziekte verloor (zijn enige dochter was reeds vroeger overleden op 18-jarige ouderdom), hield 2 zonen over: Hendrik Alexander (gehuwd met Maria Anna Monard) en Evrard, die kortgeleden onderwijzer was benoemd in Val-Meer.
- Filip Bouveroux (gehuwd met Agnes Toppets) broer van Paul.
- Pieter Keulen (gehuwd met Maria Bouveroux).
Op 27 mei werden beide partijen door Mgr. Neven naar Luik geroepen; er was geen vergelijk mogelijk, niemand wilde de voorgestelde 50/50 aanvaarden.
Door het ontslag van Walter Hery, die de pastoor niet bijtrad, en de vervanging van deze in de kerkfabriek door Renier Jans uit Meer, die meer de zienswijze van de pastoor Lowet steunde en de houding van burgemeester Vandenbosch, die zijn gemeentesecretaris een voetje kon lichten, stonden beide kampen strijdlustig tegenover elkaar.
Die patstelling moest doorbroken worden.
Op een julimorgen in 1859 kwam een brief van de bisschop toe bij secretaris Bouveroux. In deze brief, in het Frans opgesteld, stelde de bisschop dat het gedaan moest zijn met “ces querelles mesquines” in de parochie en dat er een regeling getroffen moest worden.
“Si la famille Bouveroux persiste dans cette voie, elle ne connaîtra que des infortunes et des revers”.
Deze bisschoppelijke interventie maakte diepe indruk op de familie Bouveroux.
Intussen was pastoor Lowet met stille trom vertrokken zonder afscheid te nemen.
De nieuwe dorpsherder, die door de bisschop benoemd werd, was pastoor Moors. Hij had als duidelijke opdracht dit geschil te beslechten. Reeds op 2 augustus werd de kerkfabriek uitgenodigd op de pastorie. Eindelijk geraakte men het eens over de verdeling van het gevonden geld: de kerkfabriek mocht 1.000 frank houden, het overige zou naar de familie gaan (circa 2.000 frank).
koperen liard 1750, Prinsbisdom Luik
Gedane gerechtskosten zouden door ieder apart en de notariële akte voor 2/3 door de familie en voor 1/3 door de kerkfabriek gedragen worden. De vinders zouden een behoorlijke vergoeding krijgen.
Dit akkoord werd in de officiële vergadering van 11 september 1859 eenparig goedgekeurd. Alleszins is de familie Bouveroux niet vernederd of wrokkig uit deze twisten gekomen. Het beste bewijs hiervoor is dat de oudste zoon van secretaris Paul Bouveroux, nl. H. Alexander niet minder dan 5 van zijn 10 kinderen als priester of religieuze aan de kerk afstond.
Bron: Historische schets van Val-Meer door Jozef Jackers
R.A.L. Hasselt, Kerkarchief Val-Meer
De afgebeelde munten zijn slechts indicatief.
Aan wie behoorde de goudschat van Val-Meer
Jozef Jackers
Op 31 mei 1858 had de kerkfabriek een boerenerf, dat circa 92 a groot was, met de bedoeling deze eigendom te slopen, aangekocht. Men zou deze eigendom deels in het kerkhof en deels in de pastorie betrekken: de woning zelf zou men volledig restaureren. De laatste bewoner, een zekere Dumont, had er 18 jaren als pachter gewoond en gewerkt tot 15 maart 1858. Voor hem had Filip Bouveroux, die gehuwd was met Agnes Toppets het erf betrokken van zijn vader Henri Bouveroux-Hermans die deze eigendom verworven had van zijn oom Paul Bouveroux, overleden in 1786.